Laboratoriumonderzoek
Over het algemeen wordt aangenomen dat het effect van de DOAC’s voorspelbaar is. Routinematige laboratorium-controle is bij gebruik van de DOAC’s derhalve niet nodig.
Als testen tóch nodig is (bij een bloeding of een ingreep), kan gebruik gemaakt worden van de gebruikelijke stollingstesten als screening: aPTT, PT en TT. De referentiewaarden verschillen per laboratorium en worden hier dan ook niet weergegeven.(3)
Let op: dit is alleen geschikt voor aantonen dan wel uitsluiten van gebruik van een DOAC en niet geschikt voor kwantitatieve analyse.
In meerdere ziekenhuizen is inmiddels gebleken dat de screening d.m.v. aPTT en PT onvoldoende sensitief is. Eerder wordt geadviseerd gebruik te maken van de meer specifieke methodes, zoals de verdunde trombinetijd (dTT) of trombinetijd (TT) voor dabigatran en de anti-Xa-test voor rivaroxaban en apixaban (1,3,9).
Bij deze tests wordt een spiegel bepaald in ng/ml. De spiegel is afhankelijk van het tijdstip van inname van de tabletten en de afname van de test.
De dTT en de anti-Xa-test zijn nog niet in ieder laboratorium aanwezig.
Goede afspraken tussen artsen en laboratoria zijn nodig voor een verantwoord gebruik en interpretatie van de stollingstests.
Stollingstesten bij DOAC-gebruik | ||
Eerste screening | Specifieke test: kwantitatief | |
Dabigatran | aPTT ( > 2 uur na inname) of TT
Normale aPTT sluit relevante dabigatranspiegel niet altijd uit |
dTT (verdunde Trombinetijd) dabigatranspiegel in ng/ml |
Rivaroxaban | PT (>2 uur na inname) Normale PT sluit relevante rivaroxabanspiegel niet altijd uit |
Anti-Xa-test rivaroxabanspiegel in ng/ml |
Apixaban* | PT (>2 uur na inname) Normale PT sluit relevante apixabanspiegel niet altijd uit |
Anti-Xa-test apixabanspiegel in ng /ml |
*er zijn nog weinig testen bekend over apixaban: dit is een theoretische aanname o.b.v. werkingsmechanisme |